Kruiswegstaties

Op de muurvlakken van de omlopen (onder de zijbogen en onder de achterbogen van de kerkruimte) is het lijden en sterven van Christus aangebracht als een doorlopende fries. Het geheel bestaat uit veertien staties (lijdens-taferelen) die ook weer uitgevoerd zijn in steentjes van email-mozaïek (glasmozaïek).

Twaalf staties vormen elk een eigen drieluik (triptiek), waarbij dan op het middenvlak het desbetreffende lijdens-tafereel en op de twee zijvlakken steeds een groepje engelen staat uitgebeeld. Twee staties bestaan alléén uit een lijdens-tafereel (statie VII en VIII). De engelen op de zijvlakken dragen steeds de voorwerpen (passie-instrumenten), die op het getoonde lijdens-tafereel van toepassing zijn. Dit laatste is alleen niet het geval bij de staties I en XIV, omdat hierbij de engelen de symbolen dragen die verwijzen naar het H. Sacrament. Hiervoor is gekozen omdat deze eerste en laatste statie zich het dichtst bevinden bij het altaar, waar ook de consecratie plaatsvindt.

De kleurkeuze en symboliek bij kruiswegstaties is als volgt:

  • grauw = de mensen en hun kleding = aards/menselijk;
  • wit-groen = de engelen = onschuld/hoop;
  • groen = de kruisvormen = hoop/overwinning;
  • wit-purper = de Christusfiguur = koninklijk/onschuldig;
  • zwart = de betraande wereld = kwaad/dreiging
  • blauw = de golven en Maria’s aureool = kracht/troost;
  • rood = de bebloede tranen en het bloed = lijden/opoffering;
  • goud = de aureolen = verhevenheid/victorie.

Kenmerkend aan de vroege mozaïeken van Antoon Molkenboer is het overvloedig gebruik van gekleurde contourlijnen en in de mozaïeken van de H. Antonius Abtkerk heeft hij onder meer duidelijk gekozen voor de kleuren oranje, rood, blauw en groen. Opvallend is dat er bij de groene kruisvormen in de kruiswegstaties steeds een combinatie van verschillende gekleurde contourlijnen te zien is. Bij alle kruisvormen zit er naast een eventuele donkergroene contourlijn altijd nog een blauwe contourlijn, waarna de buitenste contourlijn bij de eerste kruiswegstaties nog puur oranje is en daarna gaat variëren tussen oranje, oranjerood en rood.

De veertien staties zijn pas geplaatst nadat de kerk in september 1927 in gebruik genomen was. De staties I t/m IV werden in mei 1928 geplaatst, de staties XIII en XIV in mei 1929 en de staties V t/m XII in september 1929. Dat de kruiswegstaties niet gelijktijdig gemaakt en geplaatst zijn is te zien aan de sterk wisselende vormen van de kleine letter ‘e’ en aan de streepjes en de kruisjes bij de namen.

Het verhaal gaat ook dat pastoor H.J. van de Ven, ergens tijdens het plaatsingsproces van een van de staties, ontdekte dat de Italiaanse mozaïekarbeiders gewoon een kruiswegstatie hadden overgeslagen. Hij zou verschrikkelijk boos zijn geworden en alles moest er natuurlijk direct weer uitgebikt worden.
Verschillende staties zouden geschonken zijn door welgestelde parochianen, bij gelegenheid van bijvoorbeeld een huwelijk of jubileum.

Statie I

een

Vóór Pilatus

Hier wordt Christus ondervraagd door een twijfelende Pilatus (“Wat is de waarheid?”), terwijl een groepje joden, met de wetsrol in hun handen, hem fel beschuldigen. De engelen tonen de symbolen die verwijzen naar het H. Sacrament en links is dat ‘Het bloed van Christus’ (de druivenranken, de druiventrossen, het geperste druivensap dat in een schaaltje wordt opgevangen en een kelk met een afdekdoekje) en rechts is dat ‘Het lichaam van Christus’ (de korenaren, een sikkel, een molensteen en een mandje met brood en een afdekdoekje).

Statie II

twee

Kruisopname

Christus huivert hier om de boosheid van duivelse machten, die losgebroken zijn om zijn kruisoffer verder te verzwaren. De engelen tonen de buidel en de zilverlingen van Judas, plus de mantel die de Romeinen Christus omhingen tijdens zijn bespotting.

Statie III

drie

Eerste val

Christus valt hier voor de eerste maal onder het gewicht van het kruis, terwijl de duivels (de zonden der wereld) hem achtervolgen. De engelen tonen de doornenkroon, de geselkolom en geselkoorden.

Statie IV

vier

Ontmoet zijne moeder

Christus ontmoet hier zijn moeder, met haar troostende sfeer en de kracht van haar moederliefde (blauw krachtenveld). De engelen tonen de geselzwepen, de scepter (koningsstaf), het kruis en riet (figuurlijk vaak gebruikt als teken van zwakheid).

Statie V

vijf

Simon van Cyrene

De sterke Simon van Cyrene draagt hier, vol medelijden met Christus, zijn kruis (blauw krachtenveld als teken van naastenliefde). De engelen tonen de hamer en de nagels, het bord met het opschrift INRI (Iesus Nazarenus, Rex Iudaeorum = Jezus van Nazareth, koning der Joden), een nijptang en een passer (symbolen voor het bepalen van de maat en actie ondernemen).

Statie VI

zes

Veronica

Veronica komt hier naar Christus toe, om met een doek zijn zweet af te vegen. Dit is de laatste van de drie troostende blauwe staties. De engelen tonen de zweetdoek, een hamer, een lantaarn en twee toortsen (fakkels).

Statie VII

zeven

Tweede val

Deze statie is rechts van de hoofdingang en toont Christus, die voor de tweede keer bezwijkt onder het gewicht het kruis, terwijl de duivels (de zonden der wereld) hem achtervolgen.

Statie VIII

acht

De weenende vrouwen

Deze is links van de hoofdingang en toont de wenende vrouwen van Jeruzalem, die diep getroffen zijn door het immense lijden van Christus.

Statie IX

negen

Derde val

Christus valt hier voor de derde keer onder het gewicht van het kruis en hij nadert meer en meer de dood die hij zal gaan overwinnen. Dit is het enige middenvlak waarop ook engelen staan afgebeeld. Het zijn twee troostende engelen die hier, symbolisch gezien, de duivels al verjaagd hebben. De andere engelen tonen hier de haan van Petrus (de herinnering aan het verraad door de wereld), het kolenvuur (waar Petrus zich bij warmde), het zwaard met rechteroor van Malchus, de koorden (waarmee Christus geboeid werd).

Statie X

tien

Ontkleding

Christus wordt hier door twee mannen van zijn kleding ontdaan. De kleuren van de achtergrond, buiten de mandorla van Christus (amandelvormig aureool om de hele gestalte), worden al dreigender. De engelen tonen het bovenkleed en het onderkleed van Christus en een schaal met de dobbelstenen (de Romeinse soldaten hadden om de kleding van Christus gedobbeld).

Statie XI

elf

Kruisiging

Christus word hier aan het kruis genageld en de achtergrond wordt steeds donkerder en dreigender op Golgotha, dat ‘schedelplaats’ betekent (een andere naam voor Golgotha is Calvarie of Calvarieberg, afgeleid van Calvaria, de Latijnse naam voor Golgotha). De engelen tonen een hamer, de touwen, een stok, een zaag en een waterzak/bord/tas?

Statie XII

twaalf

De kruisdood

Het firmament is hier pikzwart, met in de vorm van de verduisterde zon een maan-vorm en hiertegenover de bliksem. Onder het kruis staan links Maria en rechts Johannes, ieder met een blauwe aureool (kracht en troost). Je ziet ook de stigmata (bloedende wonden) van Christus. De engelen tonen de drinkspons met edik (wijnazijn) voor Christus, een kruik met edik als dorstlesser voor de soldaten en tweemaal de lans van Longinus (de Romeinse hoofdman die de zijde van Christus doorstak).

Statie XIII

dertien

Kruisafname

Christus is hier al van het kruis afgenomen en op de grond gelegd. We zien Johannes, Maria en een derde persoon. De engelen tonen een ladder en drie vazen met balsem en reukstoffen.

Statie XIV

veertien

Graflegging

De graflegging is het laatste lijdens-tafereel en ook hier is de achtergrond in grauwe tinten en zwart (lijdende mensheid). De engelen tonen de symbolen die verwijzen naar de het H. Sacrament, zoals ook bij statie I.