Abraham Bloemart
Abraham Cornelisz. Bloemaert leefde van 25 december 1564 (of 1566) tot 27 januari 1651 en was een Nederlands kunstschilder in Utrecht. Hij geldt als een belangrijke exponent van het Noord-Nederlandse maniërisme. Hij werd in eerste instantie opgeleid door zijn vader Cornelis Bloemaert, die beeldhouwer en architect was. Rond 1575 trok het gezin van Gorinchem naar Utrecht, waar Abraham leerling werd van de decoratieschilder Gerrit Splinter en van Joos de Beer.
Van 1581 tot ongeveer 1585 verbleef hij in Parijs als leerling van ene Jean Bassot en van Hiëronymus Francken. Na een korte periode in Fontainebleau keerde hij naar Utrecht terug. Hier verbleef hij tot zijn dood, met uitzondering van de jaren 1591 tot en met 1593, die hij in Amsterdam doorbracht. Daar trouwde hij in 1592 met de Utrechtse Judith van Schonenburch, die in 1599 kinderloos stierf.
Hij hertrouwde in 1600 het Gerarda de Roij, die hem minstens acht kinderen schonk. In 1611 was hij een van de oprichters van het Utrechtse schildersgilde Sint Lucas, waarvoor hij in 1618 de functie van deken bekleedde. Samen met Paulus Moreelse begon hij in 1612 een tekenacademie.
Bloemaert deed goede zaken, want in 1617 kocht hij een groot huis aan het Mariakerkhof, het centrum van de katholieke gemeenschap in Utrecht. Ondanks zijn welstand zou hij, in tegenstelling tot de protestante Moreelse, nooit een rol spelen in de Utrechtse politiek. Wel leverde zijn katholieke geloofsovertuiging hem verschillende opdrachten op uit de zuidelijke Nederlanden. Bloemaert had goede contacten in de intellectuele wereld. Tot zijn vriendenkring behoorde de Utrechtse oudheidkenner Aernout van Buchel. Bloemaerts studio werd in 1626 bezocht door Elizabeth Stuart, de vroegere koningin van Bohemen, en het volgende jaar door Rubens.
Bloemaert moet een begenadigd leraar zijn geweest, want zijn vier zonen (onder wie Adriaen Bloemaert) werden schilder, en hij leidde een groot aantal anderen op. Vanwege zijn vele bekend geworden leerlingen wordt hij wel de vader van de 17e-eeuwse Utrechtse schilderschool genoemd. Bloemaert werd begraven in de Catharijnekerk in Utrecht.
Van Bloemaert zijn niet alleen zo’n 200 schilderijen bekend, maar ook ongeveer 1000 tekeningen en 600 gravures. Hij schilderde vooral landschappen, mythologische en Bijbelse voorstellingen, maar daarnaast ook pastorale genrestukken. Hij gebruikte stralende kleuren, en zijn figuren zijn royaal en elegant. Aanvankelijk schilderde Bloemaert zijn historiestukken in een uiterst maniëristische stijl, verwant aan die van Cornelis van Haarlem en Joachim Wtewael. Zijn landschappen waren echter meer op de Vlaamse traditie geënt. Vanaf ca. 1600 treedt een mild classicisme op in zijn werk, vergelijkbaar met dat van Hendrick Goltzius in Haarlem. Via zijn leerlingen die in Italië hadden gereisd, maakte hij vervolgens kennis met het clair obscur van Caravaggio. Na een korte caravaggistische periode in de vroege jaren 1620 werd zijn schilderstijl ten slotte steeds gladder en gelijkmatiger, zodat zijn latere schilderijen gerekend kunnen worden tot het classicisme, al wist hij zijn zwierige penseel nooit helemaal in te binden.
Werken van Abraham Bloemaert in openbare collecties, zijn in het bezit van: Museum de Fundatie in Zwolle, het Mauritshuis in Den Haag, het Centraal Museum en Museum Catharijneconvent, beide in Utrecht.
Bekende leerlingen zijn: Hendrick Bloemaert, Ferdinand Bol, Andries en Jan Both, Hendrick ter Brugghen, Jacob Cuyp, Gerard en Willem van Honthorst.
Bron: Wikipedia