Stenen parochiekerk (ca. 1470)

Bouwdatum en situering van de eerste Scheveningse stenen Abt kerk

Hoewel de exacte bouwdatum van de eerste Scheveningse Antonius Abt kerk niet met zekerheid vast te stellen is, gaat men ervan uit dat de bouw van deze kerk ergens halverwege de 15e eeuw begonnen zal zijn. Ook is aannemelijk dat het stenen kerkgebouw op ongeveer dezelfde plek gebouwd is als de eerdere houten kapel, die al vanaf 1419 tot de parochiekerk van Scheveningen verheven was. Deze laatgotische Antonius Abt kerk staat er nog steeds, zij het dat er in de loop der eeuwen met regelmaat aan verbouwd, aangebouwd en gerestaureerd is.

 

De oude parochiekerk ± 1630 Kopergravure van A. Rademaker

Kopergravure van A. Rademaker

Het is de kerk aan het einde van de Keizerstraat en hij wordt sinds de bouw van de Hervormde Nieuwe Kerk aan de Duinstraat (1893-1894) Oude Kerk genoemd.
Uit oude manuscripten weten we dat er een sacristie aan de linkerkant van de kerk heeft gezeten. Bij de restauratie van 1957 zijn ook de fundamenten hiervan teruggevonden. Op de plattegrond is de oude sacristie uit 1664 met rode lijnen aangegeven.Oude sacristie uit 1464
Een sacristie wordt gebruikt door geestelijkenKoorgedeelte Oude kerk om zich gereed te maken voor de eredienst en hier worden traditioneel de kazuifels en andere religieuze attributen bewaard. Van oorsprong is het kerkgebouw dus laatgotisch en het koorgedeelte van de kerk wordt nu als oudste oorspronkelijke gedeelte beschouwd. Uit opgravingen is ook gebleken dat men eigenlijk een kruisvormige kerk (kruiskerk) wilde bouwen maar dat men er tijdens de bouw in de 15e eeuw al van afgeweken is.
De bouw van de toren heeft vermoedelijk plaatsgevonden tussen 1495 en 1525 en deze hoog oprijzende toren moet samen met de kerk een symbool van lokale trots zijn geweest. Het contrast met de armzalige vissershuisjes moet toen erg groot zijn geweest.

Het door de zee verzwolgen kerkgebouw

In 1470 vond er een zware stormvloed langs de Zuid-Hollandse kust plaats waarbij, volgens de beschrijving van Adriaan de Jonghe (zijn Latijnse naam was Junius) in zijn historisch werk uit 1588, de Scheveningse kerk geheel door de zee zou zijn verzwolgen:
“Een breedte van 2000 passen gaans, zoo getuigt Adr. Junius, werd door de zee verzwolgen, daarbij ging niet alleen de kerk met haar toren verloren, maar ook de helft der huizen van het dorp ging verloren en het getal der inwoners werd met 200 gedecimeerd, dat het in 1483 eens zo welvarend dorp bestond uit 190 personen, van wie er 40  ‘aan de deuren van de huizen dagelijks hun brood om Gods wille moesten gaan bedelen’ en van de resterende 140 moesten er 100 ter zee en anderszins van dag tot dag de kost voor de overige te winnen.” (Jaarboek Die Haghe 1896 – pag. 193).

Deze beschrijving die Adriaan de Jonghe honderd jaar na dato had opgetekend, is door vele geschiedschrijvers tot in de 20e eeuw iets te klakkeloos overgenomen. Tot in de 18e en 19e eeuw deed het verhaal de ronde dat je in de zee bij laag water de rode en blauwe daken van de weggespoelde huizen kon zien. De genoemde zware stormvloed van 1470 is er zeker geweest maar het verhaal dat de Scheveningse H. Antonius Abt kerk toen door de zee verzwolgen zou zijn, berust echt op een fabeltje.
Vrijwel zeker heeft het kerkgebouw door de stormvloed in 1470 veel schade opgelopen en hoogstwaarschijnlijk zijn toen ook veel huizen, die te dicht aan de kustlijn waren gebouwd, weggespoeld of ernstig beschadigd. Uit processtukken van een geschil in 1483 tussen Den Haag en Scheveningen, naar aanleiding van alle ellende van de ramp uit 1470, wordt voor het Hof van Holland nergens gerept over een door de zee verzwolgen kerk. Bij bij latere disputen tussen Scheveningen en beambten van de graaf van Holland noch in kerkelijke documenten van de aartsdiaken van de dom te Utrecht is ook maar een spoor te vinden van een ‘door de zee verzwolgen kerkgebouw’ .

Gebouwd aan de kustlijn

Oorspronkelijk was het dorp Scheveningen dichter op de kust gebouwd. In de 15e en 16e eeuw telde het dorp maar een zestal straten en door onder meer stormvloeden verdween regelmatig een deel van de bebouwing die vlak aan zee stond. Later zie je dat de nieuwe bebouwing meer aan de landzijde komt. Bij de Allerheiligenvloed op 1 november 1570 zouden er wederom woningen zijn weggevaagd en deze toen circa 90 woningen zouden allemaal dicht aan de zee hebben gestaan.
Er is een schilderij uit 1664 van Cornelis Elandts, waarop de Scheveningse situatie vóór de Allerheiligenvloed wordt uitgebeeld. Gezicht op ScheVelinck 1663-1670Hierop staan wel erg veel woningen geschilderd, die allemaal tussen de zee en de kerk zouden hebben gestaan. Dit schilderij is een kopie van een voorstelling die Cornelis Elandts op een oud kerkbord (geschilderd wandbord) zag. We mogen aannemen dat op dat oude kerkbord het aantal van later door de stormvloed verdwenen huizen schromelijk overdreven is weergegeven.
Een ander werk van Cornelis Elandts uit dezelfde periode, met de titel Gezicht op  ScheVelinck (1663-1670), laat Scheveningen vanuit de zee zien. Hierop zijn maar weinig woningen te zien die tussen de kerk en de zee staan.

 

Overgang van Rooms naar Hervormd

In 1564 was Cornelis Willemsz. als laatste pastoor vóór de Hervorming benoemd en hij zou in die jaren bijgestaan zijn door Bastiaan Cornelisz. (kapelaan?). Hij gold als een rechtzinnige katholiek en zou de parochie tot het begin van de jaren zeventig dienen. Tot 1573 bleef deze eerste stenen H. Antonius Abt kerk in gebruik voor de katholieke eredienst.
Hoewel er in verschillende kerken in het Haag-ambacht al vanaf 1566 plunderingen en verwoestingen plaatsvonden, bleef dit de Scheveningse kerk gelukkig bespaard. In deze woelige jaren was ook in Scheveningen een kanunnik uit Heiloo, een zekere Aelbert Cornelisz. Houff (vaak aangeduid met de naam Heer Aelbrecht) als hageprediker actief en hij noemde zich ‘pastoir tot Schevelinge’.
Hij was ook de priester die door de pastoor van Delft in 1568 betiteld werd als “een tomeloze monnik en landverwoester” en als “de veloope pastoor van Scheveninghe”. Het staat vast dat deze Houff tussen 1563 en 1565 in het dorp Scheveningen gewoond heeft, maar over zijn verdere bemoeienis met Scheveningen is weinig bekend.

Hoe en wanneer het grootste deel van de Scheveningse bevolking precies is overgegaan naar de nieuwe leer wordt nergens betrouwbaar genoeg omschreven, wel staat vast dat het kerkgebouw na 1573 geheel ontdaan werd van alle Roomse elementen.
De beschrijving van dit overgangsproces, zoals in het boek van J.C. Vermaas: “Omstreeks 1572 deed de Hervorming ook in Scheveningen haar intrede. Volgens de overlevering ging nagenoeg de geheele Scheveningsche bevolking tot de nieuwe leer over met den toenmalige pastoor incluis”, moet ondertussen als een nogal gekleurde visie worden gezien. Vaststaat dat pastoor Cornelis Willemsz. na 1573 inderdaad vertrokken was en dat tussen 1573 en 1578 de overgangsfase in Scheveningen heeft plaatsgevonden.
Ook zou er vanaf 1578 een zekere Nicolaus Petri een korte periode als predikant in Scheveningen gewerkt hebben en deze Nicolaus Petri was een ex-pastoor uit ’s Gravenzande met een bedenkelijke reputatie.
Zowel de Spaanse als de Staatse soldaten houden in die jaren trouwens ook ruw huis in Scheveningen en het koorgedeelte van het kerkgebouw wordt in 1579 zelfs tijdelijk omgebouwd tot paardenstal. Het zou nog jaren duren eer deze eerste stenen H. Antonius Abt kerk weer geschikt was om te gebruiken voor de Protestantse eredienst.