Jan Eloy en Leo Brom hebben in november 1926 wel een prijsopgave (3000 gulden) gegeven voor het in brons gieten van een H. Hartbeeld naar een bestaand model, maar uiteindelijke is het H. Hartbeeld niet door hen geleverd. De beeldhouwer Willem van der Winkel heeft van pastoor H.J. van de Ven de opdracht gekregen. Toen de H. Antonius Abtkerk in september 1927 in gebruik genomen werd, stond er alleen het voetstuk van de firma Brom. Het grote bronzen beeld is pas in 1928 of 1929 geplaatst. Willem van der Winkel heeft het beeld in 1928 gemaakt, waarna het bij de Bronsgieterij A. Binder in Bloemendaal gegoten is.
Door de nogal donkere patina (grijsgroene oxidatielaag op bronzen voorwerpen), de grootte en de plaatsing van het beeld, komt het op sommige mensen nogal dreigend over. Toch voldoet het beeld aan de klassieke vormgeving van een H. Hartbeeld en is volledig opgenomen in de door Jan Eloy en Leo Brom voorgestelde symbolische eenheid van altaar, preekstoel, communiebanken en voetstuk plus Heilig Hartbeeld.
Het voetstuk van het H. Hartbeeld
In hun schrijven van december 1926 wordt door Jan Eloy en Leo Brom nog niets vermeld over de vormgeving van een te leveren voetstuk voor het Heilig Hartbeeld. Vast staat wel dat het beeld naar het tabernakel zou gaan wijzen en dat het tegenover de preekstoel zou komen te staan. Ze schrijven onder meer: ‘Bij het H. Hartbeeld zouden, in samenhang met het vooraf gaande, de woorden van Christus, Doet dit ter Mijner gedachtenis, kunnen staan‘. Belangrijk is dat het één samenhangend geheel vormt, waarmee de grote hoofdgedachte wordt gesymboliseerd en zo een voorname afsluiting en omlijsting van het priesterkoor is.
In januari 1927 stuurden Jan Eloy en Leo Brom wel enkele ontwerpen voor een voetstuk in, waarbij ze ook het volgende schreven: ‘Onzerzijds zullen wij het marmeren voetstuk voor het H. Hartbeeld, een vrij kostbaar werk, dat in onze begroting niet inbegrepen was, bij het gehele werk bijleveren zonder extra berekening‘.