Logement en Abtkerkje aan de Kerkwerf (1830 – 1857)
Nadat vanaf 1573 in de oude Scheveningse dorpskerk geen room-katholieke erediensten meer gehouden konden worden, hadden de katholieken in Scheveningen gedurende een periode van 2½ eeuw géén eigen kerkgebouw meer. Ze kerkten gedurende deze periode in Haagse ambassade-kapellen, of in één van de schuilkerken van de vier toenmalige Haagse staties. Pas op 22 mei 1830 kreeg men de officiële goedkeuring om een eigen statie en kerkruimte in te richten. In deze goedkeuring stond o.a.: ‘overwegende, dat het niet alleen in het belang is van de Roomsch Katholyke ingezetenen van Scheveningen om eene eigene kerk en herder te bezitten, maar dat zulks ook noodzakelijk is, om de Roomsch Katholyken, welke gedurende het zomer saisoen de baden aldaar komen gebruiken, in gelegenheid te stellen, de godsdienstoefeningen geregeld te kunnen bijwonen‘. Als voorlopige ruimte was al een bovenzaaltje in het logement ‘Hof van Holland’ gehuurd, dat met eenvoudige middelen als noodkerkzaaltje ingericht werd.
De Kerwerf met als laatste gebouw links het logement ‘Hof van Holland’ en rechts de oude dorpskerk, schilderij van P.C. La Fargue, ca. 1770
In juni 1830 werd A.C. Quant tot pastoor in Scheveningen benoemd en maakte spoedig, zowel in het dorp als in de stad, een goede indruk. Tijdens de voor Scheveningen zeer ernstige cholera-epidemie van 1832 was pastoor Quant lid van de commissie die belast was met het uitdelen van voedsel en hulp aan de armen en behoeftigen. Zijn inzet en toewijding in die periode werd ook door vele niet-katholieke Scheveningers gewaardeerd. Hij zocht ondertussen wel naar ‘een waardiger kerkgelegenheid dan een bovenzaaltje van een koffiehuis’. Eind 1832 bracht de eigenaar van het ‘Hof van Holland’ uitkomst, doordat hij zijn koffiehuis te koop aanbood en kregen de kerkmeesters een stuk grond naast het logement in erfpacht. Het zou echter nog tot 1834 duren, eer door verbouwing en vergroting, een geschikte kerk en pastorie gebouwd was.
Het eenvoudige Abtkerkje en de pastorie aan de Kerkwerf bleven maar 23 jaar in gebruik door de Antonius Abt-parochie. Mede door het toegenomen aantal inwoners van Scheveningen, waaronder ook room-katholieken, was het kerkgebouw al snel te klein geworden. Het werd verkocht en in 1857 eerst nog tijdelijk ingericht als bazaar, waarna beide panden (Abtkerkje en pastorie) ca. 1870 tot woonhuis omgebouwd werden. In 1856 was men al begonnen met de bouw van de neogotische Abtkerk aan de Scheveningseweg, die op 29 maart 1857 in gebruik genomen werd.